Aan de Erasmuslaan in Nijmegen ligt het Erasmusplein en daar staat het hoogste gebouw de Radbouduniversiteit: het Erasmusgebouw. Dat gebouw zou zijn naam vooral te danken hebben aan een beeld van Erasmus, dat de studievereniging van geschiedenis in 1964 aanboden aan de universiteit bij het afscheid van twee hoogleraren.
Cees Leijenhorst ontvangt mij daar en stelt mij als Erasmuspelgrim voor aan een aantal collega’s van de faculteit. “Erasmus, interessante man uit theologisch perspectief. Moralist, maar niet zo’n zeurkous als Luther. Maar, nee, we gebruiken hem niet speciaal om bijvoorbeeld het begrip Bildung te illustreren of als basis voor empirisch theologisch onderzoek”. Dat laatste vind ik natuurlijk jammer, omdat ik op zoek ben naar Erasmus in deze tijd. Wel kijk ik op van empirie in de theologie.
Beneden in de hal en buiten spreek ik ook met groepjes studenten van allerlei opleidingen (toch vooral alfa): filosofie, maar ook taalwetenschap, communicatie en biologie. De naam Erasmus zegt de meeste studenten wel wat. Als ze daaraan iets toevoegen, noemen ze met name de Lof der zotheid, en dan kennen ze ook redelijk de strekking daarvan: niet dogmatisch, onafhankelijkheid, redelijkheid. Een student geschiedenis zegt heel mooi: Erasmus drijft de spot met instituties. Hij en nog enkelen maken ook een vertaling naar het heden: kritisch denken als basis van wetenschap. Dat Erasmus’ opvattingen over redelijkheid en zijn verwerping van te dogmatisch denken, ook nu nog een betekenis kunnen hebben, daarover hebben ze in colleges in het Erasmusgebouw niets gehoord.
Maar gemiddeld komt Erasmus er in elk geval beter vanaf dan Radboud. Op mijn vraag wie dat was, reageren sommigen: “ik had er nooit bij stilgestaan dat Radboud een persoon is”. Toch kent tenminste een student het verhaal van de naamgever en vernoeming van de universiteit.
Voor het beeld van Erasmus. Op de achtergrond torent het Erasmusgebouw boven de UB uit (Foto: Jeske Jansen).